Als een deurwaarder een gerechtelijke mededeling doet, gelden daarvoor wettelijke regels. Hoewel de advocaat-generaal in zijn advies oordeelde dat het in een gesloten envelop achterlaten van een gerechtelijke mededeling niet in overeenstemming is met de bestaande wettelijke regels, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat dit wel een rechtsgeldige manier is om exploot uit te brengen.
De voorgelegde zaak
Op 24 maart 2020 heeft eiseres beroep in cassatie bij de Hoge Raad ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter. Bij deurwaardersexploot van 30 maart 2020 zijn het oproepingsbericht en de procesinleiding betekend aan het woonadres van de verweerders in cassatie. Het exploot is door de deurwaarder niet in persoon uitgereikt, maar in een gesloten envelop achtergelaten op het woonadres van verweerders omdat de deurwaarder, zo vermeldt het exploot, “in verband met de door de overheid afgekondigde maatregelen in verband met het corona-virus (covid-19) geen contact kan/mag zoeken met iemand aan wie rechtsgeldig afschrift kan worden achtergelaten”. Voor verweerders heeft zich in de cassatieprocedure geen advocaat gesteld. Eiseres tot cassatie heeft om verlening van verstek tegen verweerders verzocht.
Conclusie advocaat-generaal
In zijn conclusie stelt de A-G allereerst vast dat het hier gaat om een zogenaamde ‘corona-betekening’; een betekening met achterlating van een afschrift van het exploot in een gesloten envelop aan de woonplaats (het woonhuis) van degene voor wie het exploot is bestemd, zonder dat eerst getracht is te betekenen in persoon. Met andere woorden: het exploot is door de brievenbus gedaan zonder dat eerst geprobeerd is het te overhandigen aan de persoon voor wie het bestemd is.
Na bespreking van de wettelijke bepalingen en de wetsgeschiedenis komt de A-G tot de conclusie dat uit het wettelijk systeem volgt dat het laten van exploot op de voet van artikel 47 lid 1 Rv (afschrift in gesloten envelop) pas aan de orde kan zijn als betekening op de voet van artikel 46 lid 1 Rv (in persoon) niet mogelijk is. Het niet naleven van de betekeningsvoorschriften bedreigt het exploot met nietigheid.
Vervolgens dient dan ook de vraag te worden beantwoord of de betekening zoals deze heeft plaatsgevonden, een gebrek aan het exploot oplevert, gegeven de huidige corona-crisis. Nu, aldus de A-G, niet per definitie geldt dat betekening in persoon niet mogelijk is, kan van de deurwaarder in beginsel worden gevergd dat hij, met inachtneming van risicobeperkende maatregelen, eerst probeert een exploot in persoon te betekenen. De conclusie van de A-G strekt dan ook tot het bieden van de mogelijkheid van het uitbrengen van een herstelexploot.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad komt tot een ander oordeel. Het gaat volgens de Hoge Raad om de vraag of de overheidsmaatregelen (zoals het onderling bewaren van een afstand van 1,5 meter) ter voorkoming van de verspreiding van het corona-virus ertoe leiden dat sprake is van een ‘feitelijke onmogelijkheid’, waardoor op de voet van artikel 47 lid 1 Rv kan worden betekend in plaats van in persoon. Nu op 16 juni 2020 het wetsvoorstel Verzamelspoedwet COVID-19 is aangenomen, zal de Hoge Raad zijn beslissing daarop baseren.
In deze Verzamelspoedwet staat met zoveel woorden (art. 1) opgenomen dat van een feitelijke onmogelijkheid zoals bovenbedoeld steeds sprake is zolang de richtlijnen van het RIVM voorschrijven dat personen afstand houden wegens besmettingsgevaar met COVID-19. Artikel 8 lid 2 bepaalt vervolgens dat artikel 1 terugwerkt tot en met 16 maart 2020 en vervalt per 1 september 2020 (tenzij bij koninklijk besluit een andere datum wordt bepaald).
De Hoge Raad verleent dan ook het verstek tegen verweerders.