Ooit was het de bedoeling het verplicht digitaal procederen en de vereenvoudiging van het burgerlijk procesrecht gefaseerd in te voeren. De rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland zijn daar op 1 september 2017 mee begonnen. Door het mislukken van het project KEI (Kwaliteit En Innovatie) in de rechtspraak is dat nu stopgezet. Een klein deel van de vereenvoudiging van het burgerlijk procesrecht gaat wel door.
Niet langer verplicht digitaal procederen
Per 1 oktober 2019 stopt de rechtspraak met digitaal procederen bij handelsvorderingen met verplichte procesvertegenwoordiging bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland. Op deze datum treedt de wet in werking die een einde maakt aan het verplicht digitaal procederen voor de civiele rechter bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland in vorderingszaken. Voor alle rechtbanken en gerechtshoven geldt weer hetzelfde procesrecht.
Er bestaat overgangsrecht voor zaken die reeds digitaal aanhangig zijn. Een civiele vorderingsprocedure bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland kon op twee manieren aanhangig worden gemaakt: middels een digitale procesinleiding (112 Rv) of een door de deurwaarder betekend oproepingsbericht (113 Rv). Al via een van deze twee routes aanhangig gemaakte procedures worden in beginsel digitaal afgehandeld, tenzij maatwerk om iets anders vraagt. Is een zaak aanhangig gemaakt krachtens artikel 112 Rv dan blijft de wetgeving uit 2016 van toepassing (met andere woorden: dan wordt digitaal geprocedeerd) als vóór 1 oktober 2019 ten minste de procesinleiding bij de rechtbank is ingediend. Is een zaak aanhangig gemaakt krachtens artikel 113 Rv dan blijft de wetgeving uit 2016 van toepassing als vóór 1 oktober 2019 ten minste het oproepingsbericht is betekend bij de verweerder. Zoals reeds opgemerkt, onder omstandigheden is maatwerk mogelijk. Dit betekent dat wanneer op een zaak de wetgeving uit 2016 van toepassing is, de rechter met toestemming van partijen de zaak kan voortzetten volgens het recht zoals dat geldt bij de andere rechtbanken (en daarmee de wetgeving uit 2016 toch niet toepassen) of een minder ver gaande aanpak kan afspreken, waarbij enkel wordt afgezien van verder gebruik van de digitale stukkenwisselingen en het overige gebruik van het elektronische systeem van de rechtspraak.
Vereenvoudiging burgerlijk procesrecht
Daarnaast gelden met ingang van 1 oktober 2019 een aantal inhoudelijke procesrechtelijke vernieuwingen bij de behandeling van civiele zaken (zowel dagvaardingsprocedures als verzoekschriftprocedures) bij alle gerechten, te weten:
- een sterkere regiefunctie van de rechter
- de rechter krijgt meer ruimte om de mondelinge behandeling beter af te stemmen op de bijzonderheden van de zaak, de wensen van partijen en hemzelf, zodat maatwerk kan worden geboden
- het pleidooi als afzonderlijke proceshandeling komt te vervallen; de rechter moet partijen wel altijd in de gelegenheid stellen om hun standpunt over de zaak mondeling toe te lichten.
Het digitaal procederen bij de Hoge Raad blijft overigens gehandhaafd. De wetgeving uit 2016 blijft voor die procedures dan ook van toepassing.