Op 12 november 2024 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in het hoger beroep tussen Milieudefensie en Shell.

In deze zaak vorderde Milieudefensie dat – kort gezegd – van Shell dat zij haar eigen CO2-emissies in 2030 met 45% moet hebben verminderd ten opzichte van 2019. Shell zou tot deze uitstootreductie gehouden zijn, aldus Milieudefensie, op grond van de maatschappelijke zorgvuldigheid. Eerder had de Rechtbank Den Haag de vordering van Milieudefensie toegewezen. Shell heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft in het hoger beroep geoordeeld dat Shell tegenover burgers gehouden is haar CO2-uitstoot terug te brengen op grond van het mensenrecht op bescherming tegen gevaarlijke klimaatverandering. Deze verplichting rust niet alleen op de overheid, maar indirect is het beschermen van dit mensenrecht ook van invloed op de maatschappelijke zorgvuldigheid die ondernemingen, en dus ook Shell, in acht moeten nemen. Het gerechtshof kan echter niet vaststellen met welk percentage Shell de CO2-uitstoot moet terugbrengen. Om die reden vernietigt het Gerechtshof dan ook het eerder door de rechtbank gewezen vonnis en worden de vordering van Milieudefensie afgewezen. Tegen de uitspraak van het Hof staat cassatie open bij de Hoge Raad.

Lees hier de volledige uitspraak.