Hoofdaannemer op grond van artikel 7:658 lid 4 BW aansprakelijk voor de schade die een door de onderaannemer ingeschakelde ZZP-er in de uitoefening van het werk heeft geleden, aldus het hof Arnhem-Leeuwarden in zijn arrest van 16 april 2019.

In deze zaak had bedrijf A hoofdaannemer X B.V. ingeschakeld om de schade aan haar kassen te herstellen. X B.V. heeft vervolgens een onderaannemer ingeschakeld die op haar beurt zeven zzp’ers, onder wie Z, heeft ingeschakeld om met haar een deel van het werk aan de kassen uit te voeren. Z heeft in de uitoefening van die werkzaamheden ernstig letsel opgelopen doordat een stuk glas uit de sponning op zijn onderarm is gevallen. De onderaannemer heeft aansprakelijkheid voor de door Z geleden schade erkend en Allianz, de AVB-verzekeraar van de onderaannemer, heeft (een voorschot op) de schade vergoed. Allianz heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat naast de onderaannemer ook X B.V. (en haar AVB-verzekeraar Achmea) op grond van artikel 7:658 lid 4 BW aansprakelijk is voor de door Z geleden schade. Allianz heeft ter zake (een deel van) de door haar vergoede schade een regresvordering jegens X B.V. en Achmea ingesteld. Allianz heeft in eerste aanleg ten aanzien van Achmea en X B.V. in de kern gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat Achmea en X B.V. (mede) aansprakelijk zijn voor de schadelijke gevolgen van het ongeval en worden veroordeeld tot vergoeding van die schade. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. In hoger beroep oordeelde het hof anders.

Het hof overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat de werkzaamheden die Z heeft verricht hebben plaatsgevonden in de uitoefening van het bedrijf van X B.V. Partijen twisten over de vraag of Z voor de zorg voor zijn veiligheid mede afhankelijk was van X B.V. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend. Het behoort tot de taak van X B.V. als hoofdaannemer om ervoor te zorgen dat de door haar aangenomen werkzaamheden veilig worden uitgevoerd en zij is verantwoordelijk voor de veiligheid van de arbeidsplaats. Van X B.V. mocht worden verwacht dat zij voorafgaand aan de start van de werkzaamheden de risico’s van het werk inventariseerde, dat ze deze risico’s met haar onderaannemer besprak, en dat zij over de in verband met die risico’s te nemen veiligheidsmaatregelen goede afspraken maakte, waaronder ook afspraken over het toezicht op het naleven van de veiligheidsmaatregelen.

Hoewel X B.V. kennelijk een aantal veiligheidsaspecten onder ogen heeft gezien, heeft zij naar het oordeel van het hof niet voldaan aan de op haar rustende verplichting. Dat mondeling met de onderaannemer is afgesproken dat hij verantwoordelijk is voor de door hem ingeschakelde zzp’ers en dat X B.V. om deze reden niet aansprakelijk is, volgt het hof niet. X B.V. is dan ook, net als de onderaannemer, tekortgeschoten in de op haar rustende zorgplicht. Wel is het hof van oordeel dat de schade grotendeels aan de onderaannemer is toe te rekenen en om deze reden dient de onderaannemer 70% van de schade te dragen. Het verweer van Allianz dat de ondernemer als onderschikte in de zin van de verzekeringsvoorwaarden moet worden gezien en hij dus voor dat deel (70%) bij Achmea is verzekerd, gaat niet op. Dat X B.V. zeggenschap heeft over de wijze waarop het werk wordt uitgevoerd en de daarbij te treffen veiligheidsmaatregelen, betekent niet dat de onderaannemer als ondergeschikte ten opzichte van X B.V. moet worden beschouwd.