In hoeverre is de Wet bescherming bedrijfsgegevens van invloed bij de beoordeling van de vraag of sprake is van schending van een in een arbeidsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding.
De Wet bescherming bedrijfsgeheimen biedt houders van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) verschillende mogelijkheden om maatregelen te treffen tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van bedrijfsgeheimen. Voor inwerkingtreding van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen was er géén Nederlandse wetgeving die de bescherming van bedrijfsgeheimen waarborgde. Wel kon een beroep worden gedaan op een geheimhoudings- en non-concurrentiebeding in een contract, of op het leerstuk van de onrechtmatige daad. Zo konden houders van een bedrijfsgeheim bij een inbreuk bijvoorbeeld een verbod op de onrechtmatige handelingen vorderen bij de rechter.
Op grond van de wet kan worden opgetreden tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken van bedrijfsgeheimen. Daarnaast hebben rechthebbenden op grond van de wet meer middelen gekregen om inbreuken op bedrijfsgeheimen te bestrijden.
De wet geeft een definitie van bedrijfsgeheimen: bedrijfsgeheim: informatie die aan de volgende voorwaarden voldoet: (a) zij is geheim in die zin dat zij, in haar geheel dan wel in de juiste samenstelling en ordening van haar bestanddelen, niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk is voor degenen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met dergelijke informatie; (b) zij bezit handelswaarde omdat zij geheim is, en (c) zij is door degene die daar rechtmatig over beschikt, onderworpen aan redelijke maatregelen, gezien de omstandigheden, om deze geheim te houden.
Hoofdstuk 2 van de wet bepaalt de omstandigheden waaronder het verkrijgen, gebruiken en openbaar maken van het bedrijfsgeheim onrechtmatig is. In hoofdstuk 3 van de wet is de handhaving geregeld; in dit hoofdstuk staan de maatregelen die de voorzieningenrechter en de rechter desgevraagd kunnen opleggen.
In een aan de rechtbank Gelderland voorgelegde zaak, was de vraag aan de orde of, en zo ja, in hoeverre de wet bescherming bedrijfsgegevens van invloed is bij de beoordeling van de vraag of sprake is van schending van een in een arbeidsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding.
Na beëindiging van het dienstverband heeft werknemer een WhatsApp bericht aan klanten verstuurd, waarin de werknemer onder meer aangeeft niet langer achter – kort gezegd – de kwaliteit en service van werkgever te kunnen staan.
In de procedure stelt de werknemer onder meer dat geen sprake is van schending van het geheimhoudingsbeding, omdat met het WhatsApp bericht geen (bedrijfs)geheimen zijn verspreid.
De rechtbank oordeelt dat dit verweer niet opgaat, nu dit ten onrechte tot uitgangspunt neemt dat er alleen sprake kan zijn van schending van een geheimhoudingsbeding als geheime informatie lekt. Deze interpretatie van het beding wordt niet ondersteund door de tekst van het geheimhoudingsbeding, die in brede zin formuleert dat geen mededeling gedaan mag worden betreffende kennis met betrekking tot zaken en belangen van de bedrijven van de werkgever, haar klanten of andere relaties. De informatie die werknemer aan klanten heeft verstuurd is aan te merken als zodanige kennis. In het WhatsApp bericht staat immers informatie over service en kwaliteit. Het beroep van werknemer op een passage uit de wetsgeschiedenis van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen slaagt evenmin. In de memorie van antwoord heeft de Minister op Kamervragen over de verhouding tussen deze specifieke wetgeving en meer algemeen geformuleerde geheimhoudingsbedingen in arbeidsovereenkomsten het volgende naar voren gebracht: Het wetsvoorstel heeft niet tot gevolg dat geheimhoudingsbedingen met een ruimere definitie van bedrijfsgeheim nietig kunnen worden verklaard. Het wetsvoorstel grijpt immers niet in geheimhoudingsbedingen in arbeidsovereenkomsten. Wanneer de volgens het beding geheim te houden informatie niet voldoet aan de beschrijving van bedrijfsgeheim in het wetsvoorstel, dan is het enige gevolg dat geen beroep kan worden gedaan op de bescherming van dat wetsvoorstel. Arbeidsrechtelijke heeft dit geen gevolgen. Dit betekent dat de passage die namens werknemer naar voren is gebracht geen invloed heeft op de beoordeling of in deze zaak sprake is van overtreding van het geheimhoudingsbeding.