In zaken waarbij de bankrekening van de schuldenaar wordt aangehouden in een ander land dan waar de schuldeiser woonplaats heeft of in een ander land dan waar de procedure loopt, kan via een Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen (“EAPO-Vo”) conservatoir beslag worden gelegd. In een procedure bij de Hoge Raad waarin onlangs is beslist, is de vraag aan de orde gesteld in hoeverre de rechter die moet beslissen op een verzoek van de schuldenaar tot intrekking of wijziging van het bevel tot conservatoir beslag, rekening kan houden met feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na indiening van het verzoek tot bevel (of eerst daarna zijn vastgesteld).

De casus

Verweerster heeft in 2019 een overeenkomst gesloten met een Cypriotische vennootschap, Hoch Capital, strekkende tot het handelen in Contracts for Differences. Van het door verweerster gestorte bedrag van € 362.250 heeft zij € 347.227 verloren. Verweerster stelt zich op het standpunt dat sprake is van oneerlijke handelspraktijken en vordert een schadevergoeding van € 347.227. In 2020 heeft de voorzieningenrechter bevel gegeven tot conservatoir beslag als bedoeld in EAPO-Vo op een bankrekening van Hoch Capital in Duitsland. Hoch Capital vordert intrekking van dit bevel. De voorzieningenrechter wijst deze vordering af en veroordeelt Hoch Capital in reconventie om aan verweerster een kopie te verstrekken van alle geluidsopnamen die zijn gemaakt van de telefoongesprekken tussen verweerster en Hoch Capital. Hieraan heeft Hoch Capital voldaan. In hoger beroep wordt het vonnis bekrachtigd. Het hof overweegt onder meer dat het bij de beoordeling rekening mocht houden met omstandigheden die zich hebben voorgedaan ná het bevel tot conservatoir beslag. Het hof heeft zijn oordeel mede gebaseerd op de inhoud van de telefoongesprekken die zijn gevoerd tussen verweerster en Hoch Capital.

In cassatie klaagt Hoch Capital dat het hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de EAPO-Vo. Volgens Hoch Capital heeft het hof bij de beoordeling van het verzoek om intrekking van het bevel tot conservatoir beslag, voor zover het daarbij gaat om de vraag of is voldaan aan de voorwaarde dat de schuldeiser voldoende bewijsmateriaal verstrekt om het gerecht ervan te overtuigen dat zijn vordering tegen de schuldenaar waarschijnlijk gegrond wordt verklaard (art. 7 lid 2 EAPO-Vo), ten onrechte rekening gehouden met omstandigheden die zich na indiening van het verzoek om het bevel hebben voorgedaan (namelijk de inhoud van de telefoongesprekken).

Oordeel Hoge Raad

In het arrest gaat de Hoge Raad eerst in op de EAPO-Vo; het doel, de procedure en de waarborgen. Aangegeven wordt dat de verordening voorziet in de mogelijkheid dat de schuldenaar het bevel tot conservatoir beslag aanvecht, omdat op een verzoek om een bevel wordt beslist zonder de schuldenaar te horen. Vervolgens noemt de EAPO-Vo in artikel 33 lid 1 zeven gronden voor intrekking of wijziging van een bevel. Zes van die zeven gronden hebben betrekking op omstandigheden die zich voordoen ná indiening van een verzoek om een bevel. Daarnaast wijst de Hoge Raad erop dat bij de totstandkoming van de verordening is onderkend dat de schuldeiser na afwijzing van een eerder verzoek steeds de mogelijkheid heeft een nieuw bevel te vragen, bijvoorbeeld omdat hij beschikt over nieuw bewijsmateriaal. Om die reden oordeelt de Hoge Raad dat de rechter bij het beslissen op een verzoek tot intrekking van het bevel rekening kan houden met feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan ná indiening van het verzoek. Oók wanneer die omstandigheden van belang zijn voor de vraag of is voldaan aan de voorwaarde dat de schuldenaar voldoende bewijsmateriaal verstrekt om het gerecht ervan te overtuigen dat diens vordering jegens de schuldenaar waarschijnlijk gegrond wordt verklaard. Het door Hoch Capital ingestelde beroep in cassatie wordt dan ook verworpen.