Op grond van artikel 843a Rv kan een partij vorderen kennis te nemen van een (schriftelijk) bewijsmiddel waarmee zij bekend is, maar dat niet in haar bezit is. Een dergelijke vordering kan in een afzonderlijke procedure worden ingesteld, maar ook (bijvoorbeeld als incidentele vordering) in een lopende procedure.

De wet stelt drie voorwaarden aan deze vordering:

  • de documenten moeten zien op een rechtsbetrekking waarbij de verzoeker betrokken is,
  • de verzoeker moet bij inzage een rechtmatig belang hebben en
  • de verzoeker moet de kosten die gepaard gaan met het verschaffen van inzage of het verstrekken van afschriften vergoeden.

Van belang is dat het Nederlandse recht geen algemene exhibitieplicht kent. Artikel 843a Rv vormt dan ook een uitzondering op de hoofdregel dat iemand onder hem berustende bescheiden (juist) niet aan een ander hoeft af te geven. In het verlengde hiervan geldt dat – ter voorkoming van een fishing expedition – de voorwaarden waaraan een dergelijke vordering dient te voldoen, strikt worden getoetst.

In een recent kort geding bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam vorderde EssiLux – kort gezegd – afgifte van een groot aantal documenten van GrandVision c.s.

EssiLux grondt haar vorderingen zowel op artikel 843a Rv als op nakoming van een tussen partijen gesloten Block Trade Agreement en Support Agreement. Zij stelt daartoe dat zij haar rechtspositie onder beide overeenkomsten wil bepalen en de gevorderde bescheiden nodig heeft om:

  • te kunnen nagaan in welke mate GrandVision haar verplichtingen onder de Support Agreement en Schedule B heeft geschonden,
  • te kunnen beoordelen hoe belastend de door de Europese Commissie gevergde remedies zijn en of zij de “strategic rationale” van de transactie raken en om
  • te kunnen bepalen of GrandVision c.s. in meer algemene zin wanprestatie of onrechtmatige daad jegens haar hebben gepleegd. Indien blijkt dat niet aan de leveringsvoorwaarden is voldaan, bestaat er geen verplichting tot overname en leidt dit volgens EssiLux tot contractuele aansprakelijkheid van GrandVision c.s.

GrandVision c.s. verzetten zich tegen de afgifte van de gevorderde bescheiden. GrandVision c.s. stellen – kort gezegd – dat EssiLux zich met haar vordering op een ongeoorloofde fishing expedition begeeft door afgifte te vorderen van tientallen soorten bescheiden met betrekking tot praktisch alle vitale onderdelen van haar business oftewel van de volledige fysieke en digitale administratie. Volgens GrandVision c.s. is het niet alleen onmogelijk om aan die vordering te voldoen, maar betreffen de gevorderde bescheiden bovendien strategisch relevante, concurrentiegevoelige en bedrijfsvertrouwelijke informatie. Met het toewijzen van de vordering krijgt EssiLux de kans om bij een concurrent ‘rond te neuzen’, waarbij het risico bestaat dat de overname geen doorgang vindt.

De voorzieningenrechter oordeelt  als volgt. Uitgangspunt is dat bij de beoordeling van een vordering op grond van artikel 843a Rv in kort geding terughoudendheid moet worden betracht, aangezien kennisname van (de inhoud van) een document niet kan worden teruggedraaid en toewijzing van een vordering in dit verband in die zin onomkeerbaar is.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij de toetsing van de vordering aan artikel 843a Rv rekening dient te worden gehouden met het feit dat partijen in de overeenkomsten afspraken hebben vastgelegd over de uitwisseling van informatie. Die afspraken hebben enerzijds betrekking op de verstrekking van informatie in het kader van het verkrijgen van de benodigde mededingingsrechtelijke goedkeuringen en anderzijds op het verstrekken van documenten in arbitrage. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt niet van een algemene verplichting voor GrandVision c.s. om alle bescheiden te verstrekken die EssiLux nuttig of nodig acht voor een procedure bij de rechter.

Voorts overweegt de voorzieningenrechter onder meer dat, nu op voorhand niet kan worden vastgesteld dat GrandVision de door Essilux gestelde verplichting heeft geschonden, niet voldoende aannemelijk is dat EssiLux mogelijk op die grond vorderingen jegens GrandVision c.s. kan waarmaken.

Verder acht de voorzieningenrechter van belang dat EssiLux in het geval van toewijzing van de vordering een onredelijk voordeel zou kunnen genieten, doordat zij inzage zou krijgen in strategisch relevante, concurrentiegevoelige en bedrijfsvertrouwelijke informatie en de kennisname van (de inhoud van) stukken niet kan worden teruggedraaid. Anders dan EssiLux stelt, acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat van sensitieve informatie sprake is. Het bestaan van zwaarwichtige redenen die rechtvaardigen dat geen afgifte/inzage wordt toegestaan, is dus bepaald niet uitgesloten en op dat punt is nader onderzoek geïndiceerd, zodat in kort geding daar niet op vooruit gelopen kan worden.

Voor wat betreft de vordering van EssiLux tot afgifte van bescheiden om te kunnen bepalen of GrandVision in meer algemene zin wanprestatie of onrechtmatige daad jegens haar heeft gepleegd, heeft EssiLux het achterhouden van relevante informatie en het verstrekken van onjuiste gegevens als voorbeelden genoemd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter maakt EssiLux daarmee onvoldoende concreet aannemelijk dat een tekortkoming of onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen. Daarmee krijgt de vordering te veel het karakter van ‘fishing’ en is deze dus om die reden niet toewijsbaar.

Uit het vorenstaande volgt dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv, terwijl een contractuele verplichting tot afgifte van de gevorderde bescheiden onvoldoende aannemelijk is. Dit leidt ertoe dat de vordering van EssiLux tot inzage/afgifte zal worden afgewezen.