In zijn arrest van 17 december 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat tussentijds beroep van een tussenvonnis voortaan altijd bij vonnis wordt opengesteld. Dit kan ook nog maanden na het bewuste tussenvonnis. Pas dan begint de appeltermijn te lopen. Hiermee komt de huidige, gebruikelijkere, praktijk waarin een rechtbank per brief of rolbeschikking appel openstelt én waarbij de appeltermijn geacht wordt al te zijn gaan lopen na de tussenuitspraak te vervallen.

We kennen tussenvonnissen, eindvonnissen en deelvonnissen. In een eindvonnis wordt in het dictum door middel van een eindbeslissing – in elk geval omtrent enig deel van het gevorderde – een einde aan het geding gemaakt. Denk hierbij aan bijvoorbeeld de toewijzing van een (deel van) de vordering. In een tussenvonnis wordt in het dictum geen einde gemaakt aan (een deel van) het geding. Denk bijvoorbeeld aan een vonnis waarin een deskundige wordt benoemd of waarin een comparitie van partijen wordt bepaald. In een deelvonnis bevat het dictum componenten van zowel een eind- als een tussenvonnis. Denk bijvoorbeeld aan een vonnis waarin een deel van de vordering wordt toegewezen en ter zake het overige gevorderde een bewijsopdracht wordt gegeven.

Van een eindvonnis of het eindvonnis-component in een deelvonnis moet direct, dat wil zeggen binnen drie maanden nadat het vonnis is gewezen, hoger beroep worden ingesteld. Voor het instellen van hoger beroep van een tussenvonnis geldt als hoofdregel dat dit gelijktijdig met het eindvonnis dient te gebeuren, tenzij de rechter die het tussenvonnis heeft gewezen tussentijds hoger beroep heeft opengesteld. Het tussentijds beroep kan in het vonnis zelf, maar ook op verzoek van een van beide partijen, worden toegestaan. Wanneer tussentijds hoger beroep mag worden ingesteld, dan mag ook worden opgekomen tegen eerdere tussenvonnissen. De regel hierbij was dat het hoger beroep ingesteld moest worden binnen de appeltermijn van drie maanden, gerekend vanaf het bestreden vonnis. Een verzoek om tussentijds beroep open te stellen diende eveneens binnen deze termijn van drie maanden te worden gedaan. In het geval de rechter (nog) niet op een verzoek tot tussentijds appel had geantwoord, diende – vanwege voormelde termijn – zekerheidshalve voor het verstrijken van die termijn een appeldagvaarding te worden uitgebracht. De beslissing op het verzoek om tussentijds appel te mogen instellen werd veelal in een rolbeslissing of brief van de rechtbank opgenomen; soms ook in een vonnis.

De Hoge Raad heeft nu hierover het volgende bepaald:

“Gelet op het voorgaande geldt voortaan het volgende. De rechter kan na een tussenvonnis te allen tijde, zolang geen eindvonnis is gewezen, desverzocht of ambtshalve – en na partijen te hebben gehoord – alsnog bepalen dat van het tussenvonnis tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld. Bij de beoordeling dient te worden betrokken of het openstellen van hoger beroep leidt tot onredelijke vertraging van de procedure (vgl. art. 20 Rv). Het openstellen van tussentijds hoger beroep, op verzoek of ambtshalve, geschiedt bij vonnis, met het oog op de daaraan verbonden termijn voor het instellen van tussentijds hoger beroep, zoals hierna vermeld. Afwijzing van een daartoe strekkend verzoek kan ook op andere wijze, mits schriftelijk. De rechter hoeft zijn beslissing niet te motiveren. De beslissing tot het openstellen van tussentijds hoger beroep brengt mee dat tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld van alle tot dan toe in de procedure gewezen tussenvonnissen, met inbegrip van het laatste tussenvonnis voor zover dit nog andere beslissingen inhoudt dan die tot het openstellen van tussentijds hoger beroep. Het tussentijds hoger beroep kan evenwel geen betrekking hebben op vonnissen voor zover deze niet vatbaar zijn voor hoger beroep, en evenmin op vonnissen die in een door de appellant eerder ingesteld hoger beroep hadden kunnen worden betrokken (de zogenoemde ‘een-keer-schieten regel’. Met het instellen van het hoger beroep hoeft niet te worden gewacht totdat op een daartoe gedaan verzoek is beslist. Zolang de rechter het verzoek niet heeft toegewezen, schorst het hoger beroep de tenuitvoerlegging van het tussenvonnis niet (art. 350 lid 2 Rv). Het hoger beroep dient te worden ingesteld voordat de appeltermijn is verstreken, te rekenen van de dag van de uitspraak van het vonnis waarbij tussentijds hoger beroep is opengesteld.”

Met dit arrest heeft de Hoge Raad de regels omtrent het instellen van tussentijds appel van een tussenvonnis verduidelijkt.