Vrachtvliegers Martinair in dienst van KLM?

Bij een overgang van (een deel van) de onderneming, gaan de rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst tussen een werkgever en een werknemer (van rechtswege) over op een andere werkgever. Onder overgang van onderneming wordt – kort gezegd – begrepen de overgang van een economische eenheid die na de overgang haar identiteit behoudt.

In zijn arrest van 29 november 2019 heeft de Hoge Raad het eerdere arrest van het hof gecasseerd en de zaak terugverwezen.

Nadat KLM in 2008 enig aandeelhouder van Martinair werd, is begonnen met het samenvoegen van het vrachtvervoer van KLM en dat van Martinair, met dien verstande dat Martinair op enig moment geen eigen vrachten meer vervoerde, maar door derden als vervoerder werd ingeschakeld. De betreffende werknemers waren werkzaam in de functie van vrachtvlieger bij Martinair.

KLM heeft de vrachtvliegers van Martinair geen arbeidsovereenkomst aangeboden, waardoor de vrachtvliegers nog in dienst zijn bij Martinair. De vrachtvliegers stellen dat er sprake is van een overgang van onderneming, op grond waarvan ook zij van rechtswege en met behoud van hun eigen arbeidsvoorwaarden in dienst zijn gekomen van KLM.

De rechtbank en het hof stelden de werknemers in het ongelijk. Naar hun mening is er geen sprake van een overgang van onderneming, onder meer omdat sprake is van een kapitaalintensieve onderneming in plaats van een arbeidsintensieve onderneming. En nu er geen vliegtuigen van Martinair zijn overgegaan naar KLM, de landingsrechten bij Martinair zijn gebleven en Martinair eigen bestemmingen heeft behouden, is er niet voldaan aan de vereisten voor overgang van onderneming.

De Hoge Raad casseert. Hiertoe overweegt de Hoge Raad dat de vrachtvliegers in de kern (onder meer) hebben betoogd dat KLM in feite Martinair exploiteert als onderdeel van de onderneming van KLM. De Hoge Raad overweegt – onder verwijzing naar de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) – dat dit betoog van belang kan zijn voor de vraag of de exploitatie van de onderneming in feite door KLM wordt voortgezet of hervat met dezelfde en soortgelijke bedrijfsmiddelen en daarmee of sprake is van een overgang van onderneming. Het hof had de juistheid van dit betoog dan ook moeten onderzoeken en daarop gemotiveerd moeten beslissen. Derhalve vernietigt de Hoge Raad het arrest van het hof en verwijst de zaak voor verdere beoordeling. Na verwijzing zal, met inachtneming van alle feitelijke omstandigheden die de betrokken transactie kenmerken, opnieuw moeten worden onderzocht of een overgang van onderneming heeft plaatsgevonden.

ADVOCURA volgt de ontwikkelingen.