Van een onregelmatige opzegging is sprake indien de werkgever niet de opzegtermijn volledig in acht neemt. Als gevolg daarvan kan een werknemer (een deel van) de wettelijke transitievergoeding mislopen. In een aan de Hoge Raad voorgelegde zaak is geoordeeld over de vraag of een werknemer met wie de arbeidsovereenkomst door de onregelmatige opzegging net geen tien jaren heeft geduurd, recht heeft op de hogere transitievergoeding.

Feiten

Werknemer, geboren in 1954, is op 1 januari 2008 in dienst getreden bij werkgever. Na van het UWV verkregen toestemming om de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen, heeft werkgever opgezegd tegen 1 december 2017. Werkgever heeft daarbij niet de op grond van de arbeidsovereenkomst geldende opzegtermijn van zes maanden in acht genomen.

Werknemer vordert in de procedure bij de kantonrechter werkgever te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding (op grond van art. 7:672 lid 10 (oud) BW, per 1 januari 2020 art. 7:672 lid 11 BW) wegens het niet in acht nemen van de geldende opzegtermijn alsmede tot betaling van de transitievergoeding (op grond van art. 7:673a (oud) BW).  De kantonrechter kent de door werknemer verzochte gefixeerde schadevergoeding ten dele toe en wijst het verzoek tot betaling van de transitievergoeding af.

Het hof vernietigt vervolgens de beschikking van de kantonrechter en veroordeelt werkgever om aan werknemer te betalen een gefixeerde schadevergoeding van bijna € 30.000 en een transitievergoeding van bijna € 50.000. Ter zake de transitievergoeding overweegt het hof dat, nu aangenomen moet worden dat werkgever voorafgaand aan de opzegging op de hoogte was van de juiste opzegtermijn en zij wist dat zij een aanzienlijk hogere transitievergoeding verschuldigd zou zijn indien zij bij de opzegging de juiste opzegtermijn in acht zou nemen, het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat werkgever zich erop beroept dat (zoals de kantonrechter heeft overwogen) de gefixeerde schadevergoeding de enige door de wetgever toegelaten sanctie is op het niet in acht nemen van de geldende opzegtermijn en dat voor het toekennen van een hogere transitievergoeding op grond van de onregelmatige opzegging geen wettelijke grondslag bestaat.

Werkgever tekent cassatie aan en stelt daarbij onder meer dat de sanctie die de wet verbindt aan een onregelmatige opzegging uitsluitend is de verplichting om een gefixeerde schadevergoeding te betalen gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. De beslissing van het hof getuigt, aldus werkgever, van een onjuiste rechtsopvatting nu bij een regel van dwingend recht door de rechter een grote mate van terughoudendheid moet worden betracht bij de beoordeling of toepassing van de wettelijke regel in een bepaald geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt in zijn arrest van 17 juli 2020 dat het – al dan niet bewust – onregelmatig opzeggen van de arbeidsovereenkomst werkgever een financieel voordeel kan opleveren als dit tot gevolg heeft dat zij daardoor niet de (gehele) wettelijke transitievergoeding aan werknemer verschuldigd is. Uit de parlementaire geschiedenis van de Wwz, zo vervolgt de Hoge Raad, blijkt niet dat de wetgever bij de regeling van de transitievergoeding deze gevolgen van een onregelmatige opzegging onder ogen heeft gezien. Gelet op het doel van de dwingendrechtelijke wettelijke transitievergoeding, kan niet worden aangenomen dat de wetgever heeft bedoeld werkgever door een onregelmatige opzegging de werknemer zijn aanspraak op de wettelijke transitievergoeding geheel of gedeeltelijk kan onthouden. Een redelijke wetsuitleg brengt daarom mee dat bij onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever, het recht op en de hoogte van de wettelijke transitievergoeding moeten worden bepaald aan de hand van het tijdstip waarop die arbeidsovereenkomst zou zijn geëindigd als de werkgever deze regelmatig zou hebben opgezegd. De gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging blijft onverminderd aan de werknemer verschuldigd als compensatie voor de overige nadelige gevolgen van de onregelmatige opzegging. De Hoge Raad verwerpt dan ook het beroep.