Hoge Raad legt berekening vervaltermijn uit bij ontslag “per datum X”

In het arrest van 5 februari 2021 oordeelt de Hoge Raad over de vraag per welke datum de vervaltermijn van artikel 7:686a BW ingaat als de arbeidsovereenkomst wordt opgezegd per 1 maart. In dat artikel 7:686a BW is geregeld binnen welke termijn een verzoekschrift bij de kantonrechter kan worden ingediend. Artikel 7:686a BW lid 4 aanhef en onder b bepaalt: De bevoegdheid om een verzoekschrift bij de kantonrechter in te dienen vervalt: (…) b. drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd (…).”

 

Gerechtshof

Bij de eerdere behandeling van deze zaak bij het hof heeft het hof uit de stellingen van werkneemster afgeleid dat zij de opzegging per 1 maart 2018 aldus heeft opgevat dat de laatste arbeidsdag weliswaar 28 februari 2018 was, maar dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst (pas) zou plaatsvinden op 1 maart 2018. Het hof oordeelde dat steun voor deze stelling kan worden gevonden in de betekenis van het woord “per” in het normaal spraakgebruik. Een opzegging per 1 maart naar normaal spraakgebruik houdt in een opzegging met ingang van 1 maart, ofwel het dienstverband eindigt op 1 maart. Het hof oordeelde dan ook dat werkneemster redelijkerwijs had mogen begrijpen dat de arbeidsovereenkomst eindigde op 1 maart 2018, zodat de vervaltermijn aanving op 2 maart 2018 en werkneemster uiterlijk op 1 juni 2018 het verzoekschrift kon indienen.

 

Hoge Raad

De Hoge Raad vernietigt echter deze beschikking van het hof en overweegt het volgende. Een voor de hand liggende en in de praktijk gangbare en goed hanteerbare uitleg is dat de overeenkomst eindigt aan het einde van de laatste dag van de looptijd daarvan (de laatste werkdag). Met ingang van de eerste daaropvolgende dag bestaat de arbeidsovereenkomst niet meer. Voor de toepassing van artikel 6:686a lid 4 onder b BW betekent dit dat de termijn waarbinnen het verzoekschrift tot toekenning van een transitievergoeding moet worden ingediend, begint op de eerste dag na de laatste werkdag en afloopt aan het einde van de met die laatste werkdag overeenstemmende dag drie maanden later. De termijn eindigt daarmee in beginsel steeds aan het einde van de dag met hetzelfde nummer als dat van de laatste werkdag, afgezien van de werking van de Algemene termijnenwet. De enige uitzondering hierop is het geval dat de maand waarin de termijn afloopt, niet een dag met hetzelfde nummer kent omdat zij korter is, in welk geval de termijn eindigt aan het einde van de laatste dag van die maand. Aldus staan de werknemer voor het indienen van het bedoelde verzoekschrift steeds drie volle kalendermaanden ter beschikking.

De Hoge Raad oordeelt dan ook dat, nu de arbeidsovereenkomst is geëindigd op 28 februari 2018, 28 mei 2018 de laatste dag was waarop het verzoekschrift tot toekenning van een transitievergoeding kon worden ingediend. Aangezien het verzoekschrift is ingediend op 30 mei 2018, is werkneemster niet-ontvankelijk in haar verzoek.