Uit vaste rechtspraak volgt dat de in een procedure in het gelijk gestelde partij meestal genoegen moet nemen met “slechts” een forfaitaire vergoeding van de proceskosten. Vrijwel zelden is ruimte voor een volledige proceskostenveroordeling. In een recente uitspraak van de kantonrechter te Amsterdam van 25 juli 2019 is zo’n volledige proceskostenveroordeling toegewezen.
Het is vaste rechtspraak dat bij (hoge) uitzondering op de forfaitaire proceskostenregeling de volledige proceskosten kunnen worden toegewezen. Daarvoor is vereist dat sprake is van misbruik van procesrecht en/of onrechtmatig procederen door de wederpartij (dit kan zijn zowel de eisende als verwerende partij).
De drempel ligt derhalve hoog. Er moet sprake zijn van – kort gezegd – misbruik van procesrecht. Hiervan is sprake als het instellen van een vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had moeten blijven, hetgeen het geval is als de eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen, of op stellingen en omstandigheden waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden.
Nu als uitgangspunt geldt dat het recht op toegang tot de rechter moet worden gewaarborgd (een ieder die meent een vordering op iemand te hebben, moet deze vordering in beginsel ook kunnen instellen), wordt hiermee terughoudend om gegaan.
In de aan de kantonrechter te Amsterdam voorgelegde zaak ging het om een werkneemster van KLM, waarmee een – in de cao voor KLM-Cabinepersoneel vastgelegde – pensioenovereenkomst was overeengekomen. Werkneemster heeft het Pensioenfonds verzocht om haar diverse oprichtingsakten / statuten van het Pensioenfonds toe te sturen, alsmede diverse pensioenreglementen en wijzigingen en versies, inclusief tussentijdse wijzigingen. Het Pensioenfonds heeft wel enkele oude pensioenreglementen toegestuurd, maar het heeft deze verzoeken voor het overige afgewezen, onder meer op grond van het feit dat uitsluitend de laatste versie van het pensioenreglement en de statuten beschikbaar zijn, omdat alleen dit reglement en deze statuten thans geldend zijn. Vervolgens heeft werkneemster in juli 2018 een procedure geïnitieerd waarin zij onder meer afgifte van de betreffende stukken heeft gevorderd. Bij e-mail van 31 oktober 2018 heeft het Pensioenfonds de door werkneemster gevorderde stukken (alsnog) digitaal aan haar verstrekt. Hierop heeft werkneemster gevorderd dat het Pensioenfonds wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.015,82, zijnde de werkelijke proceskosten, nu dit de schade is die werkneemster heeft geleden door het handelen van het Pensioenfonds.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de Pensioenwet volgt dat een deelnemer recht heeft op alle documenten die betrekking hebben of hebben gehad op de pensioenopbouw gedurende de periode van het dienstverband. De kantonrechter volgt het Pensioenfonds niet in zijn standpunt dat de wetsartikelen werkneemster geen recht geven op afgifte, omdat deze documenten thans haar rechtspositie ten opzichte van het Pensioenfonds niet meer bepalen. Dat er nieuwe versies zijn, betekent immers niet dat de eerdere versies niet de pensioenopbouw in eerdere jaren hebben bepaald, zodat die voor controle wel degelijk relevant zijn. Ook de verweren van het Pensioenfonds dat van hem niet gevergd kan worden dat het de gevorderde documenten verstrekt, omdat werkneemster geen concreet verwijt of concrete klacht heeft genoemd en omdat er bovendien geen concrete aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid van de opbouw van haar pensioenaanspraken treffen geen doel. Werkneemster heeft immers de stukken nodig om te kunnen beoordelen of zij een concreet verwijt heeft. De vordering van werkneemster tot – kort gezegd – afgifte van de stukken is dan ook toewijsbaar en als de stukken niet al waren overgelegd, was de vordering toegewezen. De kantonrechter kent de volledige proceskosten toe, omdat het Pensioenfonds voorafgaand aan het aanhangig maken van deze procedure had kunnen en moeten begrijpen dat zijn verweer geen kans van slagen zou hebben. De kantonrechter vindt de opstelling van het Pensioenfonds kwalijk, omdat deelnemers in een pensioenfonds per definitie een kennis- en informatieachterstand hebben ten opzichte van het pensioenfonds zelf.
Met name deze laatste overweging laat zien dat er sprake moet zijn van een bijzondere omstandigheid om tot misbruik van procesrecht te kunnen komen.