Wanneer de medewerking van de wederpartij nodig is voor het verrichten van een bepaalde rechtshandeling, kan in een procedure gevorderd worden dat het vonnis van de rechter dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van degene die tot de rechtshandeling gehouden is of dat dit vonnis in de plaats treedt van (een deel van) de akte. Op deze manier kan bijvoorbeeld de vereiste medewerking aan levering van een onroerend goed worden verkregen.
Op grond van artikel 3:301, lid 1 BW kan een uitspraak waarvan de rechter heeft bepaald dat zij in de plaats treedt van een tot levering van een registergoed bestemde akte of van een deel van een zodanige akte, onder bepaalde voorwaarden in de openbare registers worden ingeschreven. Vervolgens bepaalt het tweede lid van dit artikel dat verzet, hoger beroep en cassatie op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen acht dagen na het instellen van het rechtsmiddel moeten worden ingeschreven in het rechtsmiddelenregister.
In een aan de Hoge Raad voorgelegde zaak, waarin de Hoge Raad vorige week arrest wees, was de vraag aan de orde of de hierboven bedoelde inschrijving in het rechtsmiddelenregister ook vereist is indien de wederpartij zelf (vrijwillig) zijn medewerking aan – in dit geval – de levering verleent.
In eerste aanleg had de rechtbank bij vonnis de wederpartij veroordeeld om binnen veertien dagen medewerking te verlenen aan de levering van een woonhuis. Zou hij deze medewerking niet verlenen, dan zou het vonnis in de plaats treden van de bij akte van levering vereiste wilsverklaring en handtekening van de wederpartij. De wederpartij werkte echter binnen de termijn van veertien dagen vrijwillig mee aan levering conform het vonnis. Wel is de wederpartij in hoger beroep gekomen van dit vonnis. Dit hoger beroep heeft hij niet ingeschreven in het rechtsmiddelenregister. In dit verband oordeelde het hof dat hij niet ontvankelijk was in zijn hoger beroep.
De Hoge Raad oordeelt anders:
3.4 Het voorschrift van art. 3:301 lid 2 BW dat het rechtsmiddel binnen acht dagen na het instellen daarvan moet worden ingeschreven in het rechtsmiddelenregister, strekt ertoe dat bij inschrijving in de openbare registers van een uitspraak die in de plaats treedt van (een deel van) een tot levering bestemde akte als bedoeld in art. 3:89 BW, zoveel mogelijk buiten twijfel wordt gesteld dat op het tijdstip waarop de beroepstermijn verstreek, geen rechtsmiddel is ingesteld. Dit is van belang voor de rechtszekerheid die is vereist bij de verkrijging van registergoederen. De bepaling bewerkstelligt dat de griffier van het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, bij de afgifte van de in art. 25 Kadasterwet bedoelde verklaring dat hem niet van het instellen van een gewoon rechtsmiddel is gebleken, kan afgaan op het rechtsmiddelenregister. Dit is niet alleen van belang in de gevallen die in art. 25 lid 1, onder a en b, Kadasterwet zijn genoemd, maar ook in het geval waarin de in te schrijven uitspraak uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
3.5 Uit hetgeen hiervoor in 3.4 is overwogen, volgt dat art. 3:301 lid 2 BW een beperkte strekking heeft. Gelet op de zware sanctie van niet-ontvankelijkheid is er geen grond het toepassingsbereik van deze bepaling uit te breiden tot gevallen die niet door de wettekst worden bestreken, of waarin de betrouwbaarheid van de openbare registers niet in het geding is. Daarom moet worden aangenomen dat de eis van inschrijving in het rechtsmiddelenregister slechts geldt voor gevallen waarin de bestreden uitspraak op het moment dat het rechtsmiddel wordt ingesteld, daadwerkelijk in de plaats van (een deel van) de akte van levering is getreden of nog kan treden. Een vernietiging van de uitspraak kan immers alleen in die gevallen ertoe leiden dat de inschrijving van de uitspraak in de openbare registers achteraf bezien niet tot eigendomsoverdracht heeft geleid. Art. 3:301 lid 2 BW is dus niet van toepassing indien op het moment waarop het rechtsmiddel wordt aangewend, vaststaat dat de uitspraak niet ter vervanging van de akte van levering of een deel daarvan, in de openbare registers is ingeschreven of nog kan worden ingeschreven. De hiervoor in 3.1 weergegeven onderdelen zijn dan ook gegrond.
Kort en goed, inschrijving in het rechtsmiddelenregister is niet vereist als de levering plaatsvindt zonder dat de uitspraak ter vervanging van de leveringsakte is of nog zal worden gebruikt. Nu wederpartij reeds vrijwillig aan de levering meegewerkt, was het vonnis van de rechtbank niet in de plaats was getreden van de akte tot levering. De Hoge Raad oordeelt dat in een dergelijk geval inschrijving in het rechtsmiddelenregister niet vereist is, zodat de wederpartij ten onrechte door het hof niet-ontvankelijk was verklaard in zijn beroep.