Tijdens de coronacrisis zijn (ook) veel zittingen van de rechtbank telefonisch of via videoconferencing gevoerd, zonder dat partijen in de rechtszaal aanwezig waren.  De Hoge Raad oordeelde in zijn arrest van 25 september 2020 over de vraag of dit wel is toegestaan.

In de zaak in kwestie ging het om het verkrijgen van een rechterlijke machtiging tot het voortzetten van een zogenoemde crisismaatregel (verplichte zorg met gedwongen opname). In een dergelijk geval moet de betrokkene eerst door een psychiater worden onderzocht. Vervolgens beoordeelt de rechtbank het verzoek tot het treffen van een crisismaatregel. In dit geval, dat zich vlak voor de corona-uitbraak voordeed, heeft de psychiater de betrokkene alleen telefonisch gesproken. De rechtbank heeft daarna het verzoek tot het treffen van een crisismaateregel telefonisch behandeld en de machtiging verleend. Tegen die beslissing heeft de betrokkene beroep in cassatie ingesteld met de klacht dat deze gang van zaken in strijd is met diverse bepalingen uit het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.

De Hoge Raad oordeelde als volgt. Wanner een betrokkene in verband met COVID-19 niet fysiek aanwezig kan zijn bij een rechtszitting, moet worden gekozen voor een passende andere oplossing die zoveel mogelijk recht doet aan het belang van de betrokkene bij een eerlijk proces. Dat kan een videoverbinding tussen rechter en betrokkene zijn, maar ook een telefoonverbinding. De Hoge Raad verwijst onder meer naar de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid, waarin onder meer staat dat wanneer het houden van een fysieke zitting niet mogelijk is, de mondelinge behandeling kan plaatsvinden door middel van een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel.

In de omstandigheden van dit geval kon de rechtbank, aldus de Hoge Raad, tot het oordeel komen dat een behandeling van het verzoek in fysieke aanwezigheid van betrokkene niet verantwoord was. Dit geldt ook voor het voorafgaande psychiatrisch onderzoek.

Indien derhalve fysieke aanwezigheid ter zitting redelijkerwijs niet mogelijk of niet verantwoord is, kan worden gekozen voor een andere vorm van deelname aan de zitting. In beginsel moet dan worden gedacht aan deelname door middel van een tweezijdige beeld- en geluidsverbinding, maar onder omstandigheden kan derhalve een telefoonverbinding voor behandeling van de zaak volstaan.