In zijn arrest van 20 januari 2023 behandelt de Hoge Raad de vraag in hoeverre de bij de vervreemder opgebouwde senioriteit door de verkrijger dient te worden gehandhaafd.

Als gevolg van de overgang van onderneming van Martinair naar KLM zijn op grond van artikel 7:663 BW de vrachtvliegers van Martinair van rechtswege in dienst getreden bij KLM en zijn alle uit de arbeidsovereenkomst tussen de vrachtvliegers en Martinair voortvloeiende rechten en verplichtingen overgegaan op KLM. De vrachtvliegers hebben vervolgens het standpunt ingenomen dat dit tevens betekent dat ook hun senioriteit is overgegaan en dat zij op de senioriteitslijst van KLM moeten worden geplaatst.

De vrachtvliegers hebben beroep in cassatie ingesteld tegen het oordeel van Hof Den Haag. Samengevat komen de klachten van de vrachtvliegers erop neer dat het hof zou hebben miskend dat de senioriteit een recht van de werknemers jegens de werkgever is dat op grond van artikel 7:663 BW overgaat op de verkrijger, in ieder geval voor zover daaraan financiële rechten zijn gekoppeld. Voorts zou het hof ten onrechte hebben geoordeeld dat de verkeersvliegers geen recht hebben op plaatsing op de senioriteitslijst van KLM met behoud van hun bij Martinair geldende senioriteit alsmede dat in het kader van eventuele boventalligheid of overtolligheid bij KLM (waarbij KLM de omgekeerde volgorde van senioriteit hanteert), de senioriteit die de vrachtvliegers bij Martinair hadden opgebouwd niet in aanmerking hoeft te worden genomen.

De Hoge Raad oordeelt dat senioriteit als zodanig geen recht is in de zin van artikel 7:663 BW. Artikel 7:663 BW vormt de implementatie van artikel 3 lid 1 van Richtlijn 2001/23 inzake overgang van ondernemingen. Dit betekent dat de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie over deze Richtlijn richtinggevend is voor de uitleg van art. 7:663 BW. Weliswaar heeft het HvJEU tot op heden de vraag of senioriteit een recht is dat overgaat bij overgang van onderneming niet beantwoord, wel heeft het HvJEU in verschillende arresten overwogen dat bij de vervreemder verworven anciënniteit (het aantal dienstjaren dat de werknemer bij de vervreemder heeft vervuld) als zodanig geen recht is dat op grond van de Richtlijn mee overgaat, maar dat financiële rechten van de werknemers waarvoor anciënniteit medebepalend is, door de verkrijger in beginsel op dezelfde voet als bij de vervreemder zullen moeten worden gehandhaafd.

De Hoge Raad leidt uit de(ze) arresten van het HvJEU af dat de – (in hoofdzaak) door anciënniteit bepaalde – senioriteit van de vrachtvliegers als zodanig geen recht is dat bij de overgang van onderneming mee overgaat. Voor zover deze senioriteit echter medebepalend is voor rechten van financiële aard van de vrachtvliegers, dienen deze rechten door de verkrijger (KLM) op dezelfde voet als bij de vervreemder (Martinair) te worden gehandhaafd.

Voor wat betreft het recht van de vrachtvliegers op plaatsing op de senioriteitslijst van KLM met behoud van hun bij Martinair geldende senioriteit oordeelt de Hoge Raad dat het hof terecht heeft geoordeeld dat deze vordering van de vrachtvliegers te algemeen is om te kunnen worden toegewezen. Het behoud van salarisaanspraken van de vrachtvliegers is reeds gewaarborgd en plaatsing van de vrachtvliegers op de senioriteitslijst van KLM met behoud van hun bij Martinair opgebouwde senioriteit zou leiden tot gunstiger promotiekansen, waarop de Richtlijn geen aanspraak geeft. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.

Tot slot  oordeelt de Hoge Raad dat het hof de vordering – inhoudende dat in het kader van eventuele senioriteit of overtolligheid bij KLM (waarbij KLM de omgekeerde volgorde van senioriteit hanteert) de senioriteit die de vrachtvliegers bij Martinair hadden opgebouwd in aanmerking  moet worden genomen – ten onrechte heeft afgewezen. De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet kenbaar heeft onderzocht of deze ontslagvolgorde moet worden beschouwd als een recht van financiële aard van de vrachtvliegers waarvoor de senioriteit medebepalend is en of de vrachtvliegers als gevolg van de overgang van onderneming in een minder gunstige positie terecht zouden komen dan bij Martinair wanneer hun bij Martinair opgebouwde senioriteit ingeval van boventalligheid of overtolligheid bij KLM niet in aanmerking zou kunnen worden genomen. Nu de Hoge Raad de kwestie heeft verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden, zal het nog even duren voordat er op dit laatste punt duidelijkheid is.