De Hoge Raad heeft geantwoord op prejudiciële vragen die zijn gesteld in verband met de zogenaamde slapende dienstverbanden. Het antwoord van de Hoge Raad is in lijn met de eerdere conclusie van de advocaat-generaal en in het voordeel van de ‘slapers’.
Hoe zat het ook alweer
Een slapend dienstverband is een dienstverband waarbij een langdurig arbeidsongeschikte werknemer thuis zit en geen loon meer ontvangt, terwijl de werkgever niet het dienstverband beëindigt, zodat werkgever geen wettelijke transitievergoeding hoeft te betalen. De wettelijke transitievergoeding is de ontslagvergoeding waarop een werknemer recht heeft als hij ontslagen wordt na een dienstverband van twee jaar of langer.
Met het in 2018 aangenomen wetsvoorstel Compensatie transitievergoeding zieke werknemers is beoogd een einde te maken aan deze praktijk van slapende dienstverbanden. Na inwerkingtreding van deze wet per 1 april 2020 kunnen werkgevers door het UWV worden gecompenseerd voor een transitievergoeding die is betaald aan een langdurig zieke werknemer na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met die langdurig zieke werknemer (met terugwerkende kracht tot 2015; lees hier ons bericht van 1 augustus 2018 voor een uitgebreidere uiteenzetting).
Waar eerst de vaste lijn in de jurisprudentie was dat een werkgever niet verplicht kon worden het dienstverband met een langdurig zieke werknemer te beëindigen (de wet kende niet zo’n verplichting, geoordeeld werd dat een werkgever in zo’n geval ook niet ernstig verwijtbaar handelde en het werd niet beschouwd als handelen in strijd met goed werkgeverschap), heeft het wetsvoorstel geleid tot tegenstrijdige uitspraken ter zake het slapend dienstverband.
Prejudiciële vragen
Voor de kantonrechter van de rechtbank Limburg vormde een en ander de aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. In ons bericht van 19 september 2019 berichtten wij over de conclusie van de advocaat-generaal (het ‘advies’ van de advocaat-generaal aan de Hoge Raad), die – kort gezegd – erop neerkomt dat de werkgever op verzoek van werknemer moet meewerken aan beëindiging van het slapende dienstverband onder betaling van de wettelijke transitievergoeding.
Op 8 november 2019 heeft de Hoge Raad definitief uitspraak gedaan. De Hoge Raad oordeelt in lijn met de conclusie van de advocaat-generaal: nu bij wet wordt geregeld dat werkgevers worden gecompenseerd voor betaling van de transitievergoeding en duidelijk is dat wetgever een einde wil maken aan de praktijk van slapende dienstverbanden, brengt de eis van goed werkgeverschap mee dat een werkgever een werknemer niet in een slapend dienstverband mag houden om de betaling van de transitievergoeding te ontlopen. Op de werkgever rust dan ook de verplichting om op verzoek van de langdurig arbeidsongeschikte werknemer het slapende dienstverband te beëindigen, onder betaling van de wettelijke transitievergoeding.
Evenals de rechtbank Limburg, die nu de aanhangig gemaakte zaak zal voortzetten en in haar uitspraak rekening zal houden met deze antwoorden van de Hoge Raad, zullen ook andere rechters in vergelijkbare zaken rekening moeten houden met deze uitspraak.