Op 14 april 2020 heeft de Netherlands Commercial Court (NCC) in kort geding uitspraak gedaan in een zaak waarbij namens verweerster is gesteld dat de NCC de zaak niet in behandeling kon nemen, aangezien geen geldig NCC-beding zou zijn overeengekomen. Deze stelling is door de NCC verworpen, waarbij onder andere is ingegaan op het wettelijke vereiste voor een uitdrukkelijke NCC-clausule, de vraag of een NCC-clausule door partijen moet worden ondertekend en wat de impact op de NCC-clausule is van andere bepalingen in diezelfde overeenkomst.

 In de onderhavige zaak draait het om de vraag of partijen uitdrukkelijk zijn overeengekomen om te procederen bij de NCC. Deze voorvraag moet op basis van artikel 30r Rv in het Nederlands worden behandeld.

Volgens de voorzieningenrechter is tussen partijen een geldig NCC-beding overeengekomen. Uit artikel 30r Rv volgt niet dat een NCC-beding slechts geldig is indien dat beding staat in een door partijen ondertekend document. Aan het “uitdrukkelijkheidsvereiste” is voldaan, indien de keuze van beide partijen voor de NCC duidelijk tot uitdrukking is gebracht, welbewust is gemaakt en niet is verborgen in de algemene voorwaarden van één van partijen.

Verweerster in het incident heeft voorshands redelijkerwijs mogen aannemen dat geschillen met betrekking tot de intentieverklaring en de Transaction Agreement konden worden voorgelegd aan de voorzieningenrechter van de NCC. Daarbij is van belang dat een NCC-beding los staat van de hoofdovereenkomst waarin deze is opgenomen en dat eiseres in het incident talrijke uitlatingen heeft gedaan waaruit voorshands overeenstemming over het NCC-beding redelijkerwijs mocht worden afgeleid. Van belang is dat eiseres in het incident steeds in het Engels communiceert en in Amsterdam is gevestigd. Het feit dat voor totstandkoming van de Transaction Agreement een vormvereiste geldt (“execute” en “deliver”), en dat deze overeenkomst een “entire agreement clause” bevat, is niet van belang voor het wel of niet tot stand komen van overeenstemming over het NCC-beding. Vanwege de nauwe verbondenheid van de Transaction Agreement en de intentieverklaring, geldt het NCC-beding ook voor geschillen met betrekking tot de intentieverklaring.

Tot slot wordt geoordeeld dat het kort geding ook valt binnen de reikwijdte van het NCC-beding, omdat de gangbare betekenis van het woord “pending” in de onderhavige context is dat een voorlopige voorziening voorafgaat aan en niet vooruitloopt op de “resolution of any dispute” in arbitrage.

Voor de volledige uitspraak kunt u hier klikken.