In kort geding oordeelt de rechter dat werknemer erop mag vertrouwen dat, nu zestien maanden van ziekteperiode 100% van het loon aan hem is doorbetaald, ook tijdens het vervolg van de ziekteperiode 100% van het loon wordt doorbetaald.

In de zaak gaat het om een werknemer die sinds oktober 2018 arbeidsongeschikt is. Werkgever heeft tot en met februari 2020 100% van het loon aan werknemer doorbetaald. Bij brief van 25 maart 2020 deelt werkgever aan werknemer mee dat het salaris van werknemer wordt teruggebracht naar 70% van het oorspronkelijke salaris, aangezien werknemer van de controlerende arts te horen had gekregen zijn werk te hervatten met tweemaal een uur per week. Werknemer vordert betaling van een bedrag van € 1.966,08 bruto aan te weinig ontvangen loon tijdens arbeidsongeschiktheid over de periode maart en april 2020 en betaling van het volledige loon (100%), een bedrag van € 3.276,80 bruto per maand vanaf 1 mei 2020, totdat het dienstverband rechtsgeldig is geëindigd.

De kantonrechter stelt vast dat werkgever gedurende de eerste zestien maanden van de arbeidsongeschiktheid van werknemer 100% van het loon heeft doorbetaald, terwijl daar kennelijk geen verplichting voor werkgever uit hoofde van de wet, arbeidsovereenkomst of cao aan ten grondslag ligt. Op grond hiervan mocht werknemer gerechtvaardigd erop vertrouwen dat werkgever zijn loon vanaf maart 2020 ook volledig zou doorbetalen. Gesteld noch anderszins is gebleken dat er sprake is van zodanige feiten en omstandigheden dat werknemer er vanaf maart 2020 niet meer op mocht vertrouwen dat zijn loon 100% zou worden doorbetaald. Voor zover werkgever meent dat werknemer niet voldoende meewerkt aan zijn re-integratie staan werkgever andere middelen ter beschikking. De door werkgever gestelde financiële omstandigheden als gevolg van de coronacrisis kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Deze omstandigheden liggen in de risicosfeer van werkgever.

Het voorgaande betekent, aldus de kantonrechter, dat werknemer aanspraak heeft op 100% loon, zodat werkgever het loon dat aan werknemer is uitbetaald vanaf maart 2020 dient aan te vullen. Nu betaling van het loon niet tijdig heeft plaatsgevonden, maakt werknemer op goede gronden aanspraak op vergoeding van de wettelijke verhoging. De gevorderde wettelijke verhoging zal – tot de gevraagde en gevorderde 50% – worden toegewezen, omdat geen gronden zijn aangevoerd die tot matiging nopen. De gevorderde wettelijke rente, die door het enkele betalingsverzuim verschuldigd wordt, ligt ook voor toewijzing gereed.

Kortom, uit deze uitspraak volgt het belang van duidelijke afspraken en duidelijke communicatie.