In een aan de Hoge Raad voorgelegde zaak heeft een hoofdaannemer de overeenkomst met een onderaannemer ontbonden na discussie en correspondentie over – kort gezegd – de termijn en kwaliteit van de nakoming door de onderaannemer. Volgens rechtbank en hof is deze ontbinding zonder kracht, omdat de onderaannemer niet in verzuim verkeerde. De aannemer is het er niet mee eens en stelt cassatie in.
De Hoge Raad komt in zijn arrest van 11 oktober 2019 tot een andere conclusie, onder meer stellende dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat de in de wet opgenomen regels over ingebrekestelling en verzuim niet zozeer strakke regels zijn, maar beogen de rechter in staat te stellen om tot een redelijke oplossing komen naar gelang van wat in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van partijen mocht worden verwacht.
Termijn voor ingebrekestelling
Voor het intreden van het verzuim is in het algemeen een ingebrekestelling vereist. Dit is een schriftelijke verklaring, houdende een aanmaning (ook wel: sommatie of: aanzegging) om binnen een redelijke termijn te presteren. In de ingebrekestelling moet ook die redelijke termijn worden genoemd. Voldoet de schuldenaar niet aan de aanmaning, dan treedt het verzuim in op het aangegeven tijdstip.
De lengte van de termijn voor nakoming die aan de schuldenaar moet worden gegeven, hangt af van de omstandigheden van het geval. Zo is ook relevant de tijd die de schuldenaar vóór de aanmaning heeft gehad om zich voor te bereiden. In de meeste gevallen, aldus de Hoge Raad, staat het de schuldenaar niet vrij om te wachten met het verrichten van voorbereidende handelingen tot hij aangemaand wordt. Ook door de schuldenaar zelf gewekte verwachtingen ten aanzien van de termijn van nakoming wegen mee. De omstandigheid dat eerder gestelde termijnen geen fataal karakter hadden en dat eerdere sommaties niet in aan de vereisten van een ingebrekestelling voldeden, staat er niet aan in de weg dat zij kunnen leiden tot verkorting van de termijn die de schuldenaar bij een daarop volgende aanmaning moet worden gegeven om na te komen, bij gebreke van welke nakoming de schuldenaar in verzuim komt.
Verzuim zonder ingebrekestelling
De wet noemt drie gevallen waarin het verzuim intreedt zonder ingebrekestelling. Dit is echter geen limitatieve opsomming, zodat onder omstandigheden een beroep op het ontbreken van een ingebrekestelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn of kan worden aangenomen dat op grond van de redelijkheid en billijkheid een ingebrekestelling achterwege kan blijven en de schuldenaar dus zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt (de Hoge Raad oordeelde hierover onder meer in zijn arrest van 4 oktober 2002. Daarom, zo overweegt de Hoge Raad, kunnen de omstandigheden van het geval met zich brengen dat het verzuim van de schuldenaar ook intreedt indien de schuldenaar niet of niet toereikend reageert op een verzoek van de schuldeiser om binnen een redelijke termijn toe te zeggen dat hij binnen een gestelde redelijke termijn zal nakomen, of om zich binnen een redelijke termijn uit te laten over de wijze waarop en de termijn waarbinnen hij de gestelde gebreken zal herstellen.
Conclusie naar aanleiding van dit arrest van de Hoge Raad
- Eerder gestelde termijnen en sommaties kunnen ertoe leiden dat de bij ingebrekestelling gestelde termijn korter mag zijn dan wanneer de schuldenaar niet eerder is gesommeerd of een termijn is gesteld. Dit geldt zelfs indien die eerdere termijnen geen fataal karakter hadden en de eerdere sommaties niet aan de eisen van een ingebrekestelling voldeden.
- Onder omstandigheden kan het verzuim ook intreden inden de schuldenaar niet of niet toereikend reageert op een verzoek van de schuldeiser om binnen een redelijke termijn toe te zeggen dat hij binnen een gestelde redelijke termijn zal nakomen of om zich binnen een redelijke termijn uit te laten over de wijze waarop en de termijn waarbinnen hij de door de schuldeiser omschreven gebreken zal herstellen.