In onze blogs van 24 november 2020, 9 maart 2021 en 28 juni 2021 berichtten wij u over de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR). Met de WBTR worden de regels voor stichtingen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen meer in lijn gebracht met de huidige regels voor naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen. Een aantal belangrijke gevolgen van de invoering van de WBTR zijn een verplichte belet- en ontstentenisregeling voor bestuurders en commissarissen in de statuten, een wijziging van de regeling in geval van tegenstrijdig belang van bestuurders en/of commissarissen en een beperking in het meervoudig stemrecht van bestuurders en/of commissarissen. Daarnaast voorziet de wet in een wettelijke regeling indien wordt gekozen voor een raad van commissarissen.
Op 1 juli 2021 zijn de meeste onderdelen van de WBTR in werking getreden. Uit het besluit tot wijziging van het inwerkingtredingsbesluit volgt dat twee onderdelen pas op een later moment in werking zullen treden.
Met dit wijzigingsbesluit wordt allereerst de inwerkingtreding van de bepalingen die het monistisch bestuursmodel faciliteren bij verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen (owm’en) en stichtingen uitgesteld tot een nader bij Koninklijk Besluit te bepalen datum. Deze bepalingen maken het voor stichtingen, verenigingen coöperaties en owm’en mogelijk voor een monistisch bestuursmodel te kiezen. Bij een monistisch bestuursmodel zitten uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders in het bestuursorgaan; er is geen aparte raad van commissarissen. Op dit moment is de technische mogelijkheid nog niet gerealiseerd voor verenigingen, coöperaties, owm’en en stichtingen om in het handelsregister aan te geven of een bestuurder uitvoerend of niet-uitvoerend is. Het vooralsnog ontbreken van deze wettelijke grondslag doet er niet aan af dat in de praktijk bij deze rechtspersonen al wordt gewerkt met een monistisch bestuursmodel.
Het tweede onderdeel dat niet op 1 juli 2021 in werking is getreden is het onderdeel waarin bepaald wordt dat de statuten van de NV een regeling moeten bevatten voor ontstentenis of belet, bijvoorbeeld door defungeren, ontslag of langdurige ziekte van (alle) commissarissen voor het geval de NV een raad van commissarissen kent. Dit onderdeel kan nog niet in werking treden omdat abusievelijk geen overgangsrecht bij de NV voor deze bepaling is opgenomen in de WBTR. Voor de vereniging, BV en de stichting bevat de WBTR een soortgelijke regeling voor ontstentenis en belet van commissarissen. Voor de NV, vereniging en stichting is de ontstentenis- en beletregeling voor commissarissen nieuw. Voor de vereniging en de stichting is in de WBTR om die reden een overgangsbepaling opgenomen die regelt dat verenigingen en stichtingen bij de eerstvolgende statutenwijziging na 1 juli 2021 hierover een bepaling in de statuten moeten opnemen. Voor de ontstentenis- en beletregeling voor commissarissen van de BV geldt – ook na de inwerkingtreding van de WBTR – de overgangsbepaling uit de Invoeringswet Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht dat BV’s eerst bij de eerstvolgende statutenwijziging een ontstentenis- en beletregeling voor commissarissen in de statuten moeten opnemen. Aangezien een dergelijke overgangsbepaling voor de NV ontbreekt, zal in een in voorbereiding zijnde verzamelwet separaat geregeld worden dat voor NV’s geldt dat zij eerst bij de eerstvolgende statutenwijziging een ontstentenis- en beletregeling voor commissarissen in de statuten moeten opnemen. Wanneer deze aanpassing van het overgangsrecht van de WBTR in werking treedt als onderdeel van de verzamelwet, zal de ontstentenis- en beletregeling voor commissarissen van de NV uit de WBTR in werking treden.